De journalistieke roddels van Life of Yvonne
Dat Yvonne Coldeweijer met haar juice channel “Life of Yvonne” veel commotie kan veroorzaken, is de afgelopen maanden wel gebleken. Een overvloed aan roddels over André Hazes Junior en al zijn “relaties”, de weerzinwekkende beelden van rapper Lil Kleine en natuurlijk de zogenaamde illegale dieetpillen van zangeres Samantha Steenwijk.
Gezien het feit dat Coldeweijer in korte tijd vele volgers heeft weten te bemachtigen en een aanzienlijke bekendheid geniet, lijken vele andere partijen – waaronder andere media – haar mededelingen als waarheid aan te nemen en zelfs over te nemen. Echter moet de inhoud van dit soort roddel kanalen met een korreltje zout genomen worden, vooral gelet op de manier waarop Coldeweijer haar informatie verkrijgt. Coldeweijer baseert haar berichten veelal op tips van “spionnen” in plaats van uitvoerig feitenonderzoek wat wij wel kunnen verwachten van de gerenommeerde nieuwsmedia.
Alhoewel de berichtgeving van Coldeweijer niet altijd waar blijkt te zijn, worden de roddelactiviteiten van Coldeweijer door de rechtbank wel als journalistieke activiteiten bestempeld; dit wordt omschreven als “de bekendmaking van informatie, meningen of ideeën aan het publiek (welke niet is beperkt tot media-uitingen)”. Door deze aanduiding heeft zij verschillende privileges zoals het recht op bronbescherming. Inmiddels heeft Coldeweijer zelf ondervonden dat niet iedereen haar berichtgeving kan waarderen. Naar aanleiding van de procedure aangespannen door Samantha Steenwijk heeft de rechter onder meer geoordeeld dat Coldeweijer haar berichten over Steenwijk moet rectificeren. Maar op grond waarvan is de rechter tot haar oordeel gekomen en waardoor mag de uitingsvrijheid dan worden begrensd?
Vrijheid van meningsuiting
De vrijheid van meningsuiting is vastgelegd in onder meer artikel 10 Europees Verdrag Rechten van de Mens (“EVRM”) en omvat het recht om “een mening te koesteren en de vrijheid om inlichtingen of denkbeelden te ontvangen en te verstrekken, zonder inmenging van enig openbaar gezag en ongeacht grenzen”. Uiteraard speelt de journalistiek in dat opzicht een belangrijke rol, journalisten zijn namelijk onze toegang tot informatie waardoor wij als individuen bijvoorbeeld een eigen mening kunnen vormen.
Toch is de vrijheid van meningsuiting niet absoluut, dit recht kan op bepaalde manieren beperkt worden (denk bijvoorbeeld aan hate speech, zoals racistische uitlatingen op social media). Echter kan het niet toegankelijk maken van informatie ook gelijkgesteld worden met een indirecte vorm van censuur. Men moet dus voorzichtig te werk gaan bij het beperken van de uitingsvrijheid, wat soms zorgt voor langdurige discussies.
Vanuit juridisch oogpunt geldt dat de vrijheid van meningsuiting volgens de wettekst van artikel 10 EVRM beperkt wordt wanneer aan de volgende cumulatieve eisen is voldaan:
• De beperking moet zijn voorzien bij wet (op een andere regel zijn gebaseerd);
• De beperking moet een legitiem doel dienen;
• De beperking moet noodzakelijk zijn in een democratische samenleving.
Recht op privacy
De vrijheid van meningsuiting schuurt vaak met het fundamentele grondrecht van privacy, zoals vastgelegd in artikel 8 EVRM en kan op grond van dit recht ook beperkt worden. In de mediawereld wordt aan de lopende band gediscussieerd over deze twee botsende grondrechten; aan de ene kant moet de media de vrijheid krijgen om informatie naar buiten te brengen en aan de andere kant moet het privéleven van individuen worden gerespecteerd. Door middel van een belangenafweging wordt afgewogen welk recht in welke situatie prevaleert.
Bij een beroep op het recht op privacy tegenover de vrijheid van meningsuiting moet er sprake zijn van een serieuze schending van de reputatie van het individu om de belangenafweging ten gunste van dit grondrecht uit te laten vallen.
Het is daarbij ook van belang of het individu een publieke of politieke positie bekleed, of zoals Coldeweijer zegt: “Mevrouw is BN’er, daar wordt nou eenmaal over geroddeld, big deal”. Dit is natuurlijk iets te kort door de bocht, maar volgens vaste rechtspraak is het wel zo dat een publiek of politiek persoon meer moet dulden dan andere individuen. Uiteraard zit ook daar wel een grens aan.
Uitspraak rechter
In de procedure tussen Steenwijk en Coldeweijer stonden de twee fundamentele rechten van vrijheid van meningsuiting en het recht op privacy tegenover elkaar. De rechter maakte een belangenafweging tussen deze twee grondrechten, waarbij Coldeweijer er enerzijds belang bij heeft dat zij zich kritisch, informerend en waarschuwend moet kunnen uitlaten over misstanden en waarbij Steenwijk er anderzijds belang bij heeft dat zij niet zomaar blootgesteld mag worden aan verdachtmakingen en dat haar privacy niet onnodig mag worden geschonden.
In deze zaak oordeelde de rechter[1] dat de vrijheid van meningsuiting van Coldeweijer beperkt mag worden aangezien de publicatie als onrechtmatig wordt beoordeeld. Coldeweijer had voldoende aannemelijk moeten maken dat er serieuze aanwijzingen zijn voor de ernstige beschuldiging die zij uit. Coldeweijer kon echter niet meer dan één anonieme bron daarvoor aanduiden. Wat mij betreft, is het terecht dat de rechter dat onvoldoende vond om beschuldigingen aan het adres van Steenwijk te uiten. Gevolg hiervan is onder meer dat Coldeweijer haar artikel moet rectificeren.
Voor de Juice channels is dit wellicht een tegenslag, maar ook zeker een (en naar mijn mening noodzakelijke) oproep om grondig onderzoek uit te voeren en geen desinformatie te verspreiden met het enkele doel sensatie te creëren. Want dat veroorzaken dit soort spraakmakende roddelberichten maar al te snel. En hoewel voor mij buiten kijf staat dat het naar buiten brengen van nutteloze roddels op geen enkele wijze bijdraagt aan het maatschappelijke debat, zorgt het wel voor veel opschudding in de media.
Wil jij meer weten over de vrijheid van meningsuiting, media uitlatingen en het recht op privacy? Neem dan contact op met een van onze advocaten Michelle Seel (Michelle@arbeidadvocaten.nl) of Helen Maatjes (Helen@arbeidadvocaten.nl).
[1] https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBAMS:2022:2347